Home
img_0415.jpg
Gek, gekker, gekst PDF Print E-mail
Door: Dr. Who   
zaterdag, 04 juni 2005
Of je nou beperkte verstandelijke vermogens had, aan een psychiatrische aandoening leed of dat je vanwege een lichamelijke ziekte vreemd gedrag had maakte niet uit. Gek is gek vond men in de middeleeuwen.
Toch ging men met de verschillende soorten ‘gekken’ ook op een verschillende manier om. Had je alleen maar afwijkend gedrag, dan kon je een prima nar worden. Wat voor soort nar hing weer af van je capaciteiten. Een hofnar was heel anders dan de zot of nar die op de kermis rondliep. Hoe dan ook, het gedrag van een nar werd algemeen geaccepteerd en therapie achtte men niet nodig. Met afwijkend gedrag, manieën, neurosen enzovoorts kon je het zelfs tot koning schoppen. Bij heel wat blauw bloed zat in die tijd een steekje los. Door alle onderlinge huwelijken werd dat soms zelfs een hele grote steek. Anders werd het wanneer je lastig of zelfs gevaarlijk werd. Of wanneer je zelf last had van je eigen gekte. In dit voor-Freudiaanse tijdperk hield men er eigenaardige therapieën op na. Zo eigenaardig dat we u enkele daarvan niet willen onthouden:

  • Verschillende geestesziekten zouden worden veroorzaakt door een worm, een steen of een spin in het hoofd. Door de schedel te openen kon deze ziekmaker er uit. Snijden en zagen was een optie, maar de schedelboor was ook mogelijk. Zonder verdoving natuurlijk. Men zegt dat openen van de huid een draagbare pijn geeft. Doorboren van het beenvlies doet heel kort afschuwelijk zeer, het bot valt daarentegen reuze mee. Zodra het beenvlies aan de binnenzijde bereikt wordt neemt de pijn weer enorm toe: hét waarschuwingsteken om te stoppen met boren.
  • Gemeenschap met een maagd vond men voor heel veel kwalen gezond. Louis VII van Frankrijk, bekend als psychiatrisch patiënt, was ernstig ziek. Zijn echtgenote was lange tijd ver van hem verwijderd waardoor Louis’ ziekte geweten werd aan de seksuele onthouding. Mét officiële kerkelijke toestemming zochten de geneesheren een geschikte maagd. De koning weigerde omdat hij liever kuis wilde sterven dan als echtbreker leven.
  • Geselen achtte men therapeutisch bruikbaar bij geestesziekten, reuma, verlamming, magerziekte, urogenitale kwalen en hondsdolheid.
  • Hondsdolheid in het laatste (agressieve) stadium zag men ook als geestesziekte. Euthanasie door middel van smoren tussen matrassen was voor alle partijen de beste remedie: de patiënt voorkwam hiermee dat hij vloekend zou overlijden en daarmee zijn kans op een plaats in de hemel verspeelde. Omstanders voorkwamen hiermee dat de patiënt zó agressief werd dat hij hen kon verwonden. Deze oplossing werd op veel plaatsen door de overheid ondersteund en zelfs de priesters knepen een oogje dicht.
  • Guainerius, een geleerde uit Padua, adviseert bij een epileptische aanval als volgt: degene die het eerste de aanval ziet urineert in zijn schoen, roert het om en geeft dat de patiënt te drinken. Dit werkt als tegengif tegen het giftig agens dat de epilepsie veroorzaakt.
  • Cornelis a Niewenhoven beschrijft in 1591 een therapie tegen manieën die naar zijn idee ontstaan door een teveel aan zwarte gal. Die galvloeistof haalde men uit het lichaam door purgatie (zuivering) met bijvoorbeeld laxeermiddelen. Om het lichaam voor te bereiden moest de patiënt eerst een strak leefregime voeren: warmte en droogte vermijden en in alles koude en vochtigheid opzoeken. Niet alleen in de omgeving maar ook in de voeding en medicamenten. Tegelijk adviseert Niewenhoven om tijdens de behandeling ‘vers uit het lichaam getrokken longen van lammeren of kalveren’ op het hoofd van de patiënt te leggen.

Nee, dan is het heel wat aantrekkelijker om je over te leveren aan hedendaagse zielenknijpers. Of die je van je kwaal afhelpen is ook niet altijd zeker, maar de kans dat je het zonder blijvend letsel overleeft is significant groter.

Bron: Waanzin in de middeleeuwen, H.H. Beek



 

< Vorige   Volgende >